Nieuws June 23, 2016

McKinsey: ‘Fundamentele veranderingen in de olie- en gassector laten op zich wachten’

In de afgelopen twee jaar daalde de olieprijs met ruim 60 procent. Piekte de prijs van een vat ruwe Amerikaanse olie (WTI) in juni 2014 nog op bijna 108 dollar, op 17 juni van dit jaar raakte het een dieptepunt van 43,66 dollar; voor het eerst sinds maart 2009 minder dan 44 dollar. Brentolie bleef in juni wel redelijk stabiel rond 48,60 dollar per vat.

De dalende inkomsten, de volatiliteit van de prijzen en de onzekerheid over het verdere verloop dwingen olieproducenten tot voorzichtigheid en creëren een afwachtende houding waarin nieuwe initiatieven en projecten uitblijven.

Een derde van de capaciteit verdwijnt

Een grimmige omgeving om in te moeten opereren voor alle bedrijven in de sector. Maar er zijn lichtpuntjes zoals Otto Waterlander en Diederik Nelissen van McKinsey & Company onlangs uitlegden op een bijeenkomst van Deutsche Bank. Desgevraagd geeft Otto Waterlander een verdere toelichting op hoe zij naar de ontwikkelingen in de markt kijken. ‘Het lijkt erop dat we het dieptepunt hebben bereikt en er sprake is van enige stabilisatie. Dat is positief. Maar we moeten ons tegelijkertijd realiseren dat de vraagtoename afvlakt. Daarop moet de industrie zich instellen: de groei in de vraag naar olie zal de komende tien jaar verder afnemen. Dat betekent dat de oliemaatschappijen zich ook op andere dingen moeten gaan richten dan alleen het zoeken naar nieuwe voorraden.’

Daarnaast zal de prijs waarschijnlijk niet meer structureel terugkomen op het niveau waar het eens was. ‘De periode van jubelende olieprijzen, zoals we die tot 2014 zagen is voorbij. Dat vraagt van de industrie dat de bedrijfsvoering moet worden ingericht op een lager prijs- en activiteitenniveau en als consequentie daarvan zullen er bestaande posities worden afgebouwd en minder nieuwe posities worden opgebouwd. Onze analyses suggereren dat je praat over een derde van de capaciteit voor nieuwe investeringen die zal verdwijnen. Dit raakt de toeleverende industrie enorm.’

Decommissioning

Maar wat zijn dan de lichtpuntjes? ‘Afbouwen betekent ook decommissioning van bestaande installaties. De afgelopen jaren waren de activiteiten in dit marktsegment beperkt, maar wij verwachten dat die de komende jaren zullen toenemen omdat een aantal oude velden niet meer rendabel te exploiteren is, met name in de Noordzee. Maatschappelijk neemt ook de tolerantie af om deze oude installaties te laten staan. Er zijn wel eens alternatieven bedacht voor deze platforms, zoals de onderstellen ‘omgooien’ en achterlaten, maar dat zou alleen in heel diep water kunnen. In een gebied als de Noordzee lijkt dat voor nu nog ondenkbaar. Een proefballonnetje was ook om de platforms te gebruiken voor windmolens, maar er zou misschien één grote molen op een platform kunnen en het aanleggen van de benodigde elektriciteitskabels is kostbaar. Dus dat lijkt niet rendabel te realiseren. Het is ook niet houdbaar om de installaties te laten staan en er niets mee te doen. Veel platforms naderen het einde van de technische levensduur waardoor doorstarten geen mogelijkheid meer zal zijn. In de afweging van kosten en baten verwacht ik dan ook dat de decommisioning op gang zal gaan komen nu er weer wat prijsstabiliteit is. Je ziet nu beweging komen in de Noordzee en de Golf van Mexico. Dat is wel een lichtpuntje voor de toeleveranciers in de sector, maar niet voor de eigenaars van de platforms. Het zou wel ook goed nieuws kunnen zijn voor de Nederlandse havens.’ 

                           

Nieuwe balans upstream

‘Upstream heeft andere uitdagingen. De groei in de vraag naar olie vlakt wereldwijd af, in China is de groei van de consumptie afgenomen door de afkoelende economie en voormalige groeimarkt Brazilië zit in een recessie. Ondertussen gaan de OPEC landen door met produceren omdat ze geen marktaandeel willen verliezen aan andere, concurrerende alternatieven, zoals schalieolie in de VS. Dat betekent dat er slechts beperkt verder herstel zal zijn van prijzen en marges en er een andere balans gevonden moet worden in deze nieuwe realiteit. In eerste instantie zal er vooral worden gekeken naar de mogelijkheden om kostenefficiënt bestaande velden, bijvoorbeeld in de Noordzee, langer te exploiteren. Maar ik verwacht ook dat er weer voorzichtig zal worden gezocht naar nieuwe mogelijkheden met goedkopere velden.’

Modulair innoveren

Kortom er moet geïnnoveerd worden en dat ziet Waterlander nog niet helemaal van de grond komen. ‘Echte veranderingen zien we nog niet. De olie- en gassector is technisch een heel sterke omgeving, maar ook heel klassiek. Het gaat nog altijd uit van ‘Engineer to order’, een project van a tot z uitschrijven en daar een specifieke oplossing voor ontwikkelen. Dat heeft als nadeel dat het lang duurt voordat een project gerealiseerd wordt en duur kan zijn om te ontwikkelen. Het model zou veel meer moeten gaan in de richting van ‘Assemble to order’, waarin componenten van bestaande kennis en oplossingen worden gecombineerd om het volgende project te realiseren. Er wordt ook nog te weinig gebruik gemaakt van de echte diepe kennis die aanwezig is in de supply chain, bij toeleveranciers. In andere industrieën, zoals de auto- en vliegtuigindustrie zie je dat er modulair wordt gebouwd dan kun je ook modulair innoveren en kosten blijven dan beter beheersbaar. Ik zie daar potentieel.’

Financiële flexibiliteit

Innovatie vraagt ook om investeringen en om financiële flexibiliteit. ‘In een omgeving waar groei afvlakt, is altijd sprake van consolidatie en overnames. Dat creëert ook weer nieuwe beweging en concurrentie. Op zich is het goed om de sector in beweging te houden. Qua financiering kan er mogelijk meer worden gekeken naar projectfinanciering en reserve based lending in plaats van balance sheet financiering. Vooral voor kleinere spelers. Maar ik zie toch ook zeker mogelijkheden om te innoveren rond commerciële modellen, bijvoorbeeld renterisico nemen, equity in het veld als betaling en het delen van olieprijsrisico tussen de verschillende spelers in de supply chain. Het gaat er om de bankabillity van de verdienmodellen te vergroten.’

‘In de rest van de wereld zien suppliers ook het momentum. China en Brazilië bouwen aan hun eigen supply base. Dat wordt gestimuleerd door de regulatory barriers die ervoor zorgen dat lokale markten worden afgeschermd. Daarmee is de markt in regio’s verdeeld die weer kunnen worden bediend via consolidatie. Het is een complex samenspel; een samenspel waarin ik weer beweging zie komen. De schaalvergroting zet door en er komen ook weer deals aan. Er is een en ander te koop in de Noordzee – dat is publiek geheim – en er zijn partijen met voldoende middelen die willen kopen. De onzekerheid over de olieprijs heeft iedereen lang weerhouden te bewegen, maar nu we de bodem hebben bereikt en de brede verwachting is dat een middellange termijn prijs zal liggen tussen de 40-70 dollar denk ik dat we wel eens aan de vooravond van een versnelling zouden kunnen staan. De vraag is wie de eerste zal zijn.’